We zijn van de strenge vorst plotsklaps in de lente beland. Het ene weekend sta je nog op het ijs, het andere weekend zit je met je shirt in de zon te genieten van de fluitende vogels en de blije gezichten. Het was wat we even nodig hadden, zo hoorde lijkt het. Want al bijna een jaar zijn we anders gaan leven. Meer thuis, minder sociale contacten. Het lijkt wel een woestijn. Turend in de verte of er al uitzicht is op een stroomje water. Dat klinkt natuurlijk wel heel dramatisch. Maar begin dit jaar leek het voor velen even te zwaar, te veel. Te lang alleen.

De sneeuw en vorst kwam dus als geroepen. De saamhorigheid die direct werd gevoeld. En terwijl ik zelf er weinig van heb meegekregen omdat ik aan het klussen was, werd ik wel blij van al die foto’s van blije snoetjes op instagram. Nu zit ik aan mijn nieuwe barkruk, in mijn nieuwe huis aan mijn nieuwe bar in mijn nieuwe keuken. Alles nieuw en toch alles helemaal thuis. Ik kijk naar buiten en zie hoe kinderen uit mijn buurt spelen met stoepkrijt, fietsjes, lekker buiten zijn. Ze zijn helemaal in het nu.

Dat is waar wij volwassenen vaak afdwalen. Bezig zijn met plannen, lijstjes, of te moe zijn om echt te genieten van het hier en nu. De een is daar beter toe in staat dan de ander. Maar als we kijken naar wat wij mensen gemeen hebben met elkaar dan denk ik aan het volgende: we zijn allemaal hier en nu. Wij leven allemaal vandaag. Morgen is morgen, en we weten nog niet wat die dag brengt. Maar nu zijn we allemaal hier.

We maken allemaal coronacrisis mee, we beleefden de vorst, we ontdekken alles wat leeft in de lente. Maar de een beleeft dat anders als de ander. Er zijn zoveel meningen, smaken, geloven. En dat maakt ons zo wonderlijk mooi. Toch zijn allemaal hier vandaag, dat maakt elke ontmoeting des te meer uniek.