De spiegel kan een contronterende werking hebben.Voor mij kwam dat moment gisteren. Terwijl ik mijn haren kamde, stond ik dichtbij de spiegel en keek ik wat naar mijn haren. En daar zag ik het: WITTE HAREN. Twee stuks. Voor lezers die mij niet persoonlijk kennen: ik ben een dame van 32 jaar, donkerblond haar, moeder van twee kinderen en gelukkig getrouwd met een lieve, knappe man. Maar goed, daar kwam nu dus verandering in, in dat donkerblonde haar. Donkerblond mét TWEE WITTE HAREN. Mijn opa had een enorm prachtige coup met wit haar, toen hij in de tachtig was. Ik ken hem niet anders. Wit, zacht haar. Prachtig vond ik het. Het lijkt me confronterend om grijze haren te zien bij jezelf, maar wit is ook wel een ding. Het pigment gewoon helemaal weg!

Ik kijk naar mezelf, naar mijn gezicht, en zie dat meer veranderd is in de afgelopen jaren. Bij het uitpakken van spullen kwam ik foto’s tegen van jaren geleden. Een hele jonge Kristel, een wat oudere Kristel, Kristel die gaat trouwen.. En daar sta ik, kijkend in de spiegel. Dezelfde Kristel, met de glans van de jeugd, maar ook de huid die tekenen beginnen te vertonen van volwassenheid. Dan opeens komt het binnen, begin ik te begrijpen wat voor mij de woestijn is, deze veertigdagentijd. Het is het aanvaarden van de volwassenheid. Hoewel jeugdigheid altijd mag blijven glanzen, stralen en bruisen van energie. Bij volwassen worden draait het niet langer vooral om jezelf. Je leert om een stap terug te zetten, je bent niet alleen op de wereld. En om te weten wat er leeft bij de ander, leer je om te luisteren voordat je wil praten.

Want zo snel ben ik geneigd om ook over mijn eigen ervaring te vertellen. Maar daar zit een ander niet altijd op te wachten. Je wil toch het liefste je eigen verhaal doen. Ik leer dat volwassen worden echt mijn woestijn is. Want het heeft geen duidelijk begin en einde. Ik zie niet waar het heen gaat. Terwijl ik boven op mijn matje ben gaan zitten, in de kleine uitbouw op zolder waar ik een kruis in de muur heb getimmerd, zucht ik. Ja, denk ik, bid ik. Dit is het, hier is mijn woestijn. Ik richt mijn ogen op het lichaam aan het kruis. ‘Ik ga met je mee.’ Zegt een zachte stem in mij.