Even liet ik het mezelf toe

Wat langer te overpeinzen

Dat vrijheid niet is wat ik dacht

Dat het was

Een vanzelfsprekendheid, of

Een uiting van alles wat we in een

Welvarende stad, dorp, land mogen ervaren

 

Eigenlijk voelde ik vooral wat de ineens

Zo kwetsbare realiteit is

Een wereld waarin niets vast staat

Geen enkele zekerheid, geen verzekering die je

Verzekeren kan tegen polarisatie T

egen verdeeldheid, haat, discriminatie

Het gevoel van veiligheid was vooral een

Kortdurende absentie in mijn generatie

Van vijandelijkheid en geweld

Het was er wel, maar ver-van-mijn-bed

En de Europese Unie was als die goede oude volksbank waar je zonder nadenken

Al je centen in beheer gaf

 

Daar zijn we dan, in de eerste dagen

Van wat zich misschien wel ontvouwd als Wereld Oorlog Drie

Het brengt tot nu toe een pijnlijke realiteit

Van dat wat er altijd al geweest is

Maar onze struisvogelgeneratie niet heeft

Kunnen of willen weten:

We zijn kwetsbaar, machten heersen over volken

We worden voorgelogen en weten niet meer: Wat is waar?

 

Maar ik ben niet gemaakt om bang te zijn

Ik ben niet geroepen om te wanhopen

Wij mensen zijn meer dan schepselen die zich

Zo makkelijk laten verdelen

We zijn in staat om te vechten voor wat ons lief is

En lief te hebben wie ons vervolgd

We creƫren, maken mooie en duurzame dingen

We willen beter leren kijken naar onszelf en naar elkaar

Luisteren, beminnen, vriendschap sluiten

Confronteren, kwetsbaar zijn

 

Maar een ding is niet te omzeilen:

We zijn niet af.

Niet volkomen.

We zijn er nog niet.

Er is altijd dat open eind.

Tot de dood ons scheidt.

En we ooit echt Thuis mogen komen.