Waar is mijn tocht ook alweer begonnen? Toen alles nog helder was, de zon scheen. Toen ik mijn wandelschoenen aantrok bij de parkeerplaats met uitzicht op het kabbelende beekje. Het was nog vroeg, met frisse moed ging ik op weg. Ik kan het me haast niet meer herinneren hoe het was. Nu we deze stijle berg beklimmen en het bij elke bocht lijkt alsof nu echt de top in zicht is. Maar nee, weer een bocht, weer meer stijgen.

Zo kan deze tijd ook aanvoelen. De een is veerkrachtiger dan de ander, maar voor ieder wordt het steeds wat moeilijker om te accepteren hoezeer we beperkt worden in ons alledaagse leven. De tijd van creatief zijn en de kleine dingen vieren lijkt ver achter ons te liggen. Er zijn betere dagen dan andere, er zijn ook slechtere dagen. Krachtig is hij of zij die kan blijven kijken naar ‘wanneer dit allemaal weer achter ons is’. Wijs is degene die beseft: vandaag is vandaag en morgen is morgen. Moedig is degene die omarmt: zo slecht hebben wij het niet in ons land. Voor de meeste van ons is nog altijd een dak boven ons hoofd, eten op tafel en geliefden om ons heen.

Laat de lente dan maar komen. Laat de narcissen en krokussen ons alvast hoopvol en zachtjes fluisteren: houd het nog even vol. Bijna is het weer tijd voor vogeltjes die eieren leggen in het nestkastje in je tuin. Voor jonge eendjes die haastig achter hun moeder aan zwemmen. Voor het planten van je zelfgekweekte moestuin plantjes in je tuin. Voor buiten zitten, met de zon op je gezicht. Fietsen, met zonder jas! 😉 Er komt ook weer een tijd voor BBQ, voor zwembadjes, voor puffen in de veel te hete zon en onszelf belonen met ijsjes. En ja, er gaat ook weer een tijd komen van feestjes. Want zelfs de saaie zitverjaardag van tante Nel beginnen we te missen.

Maar voordat het zover zijn we hier, nu. En terwijl ik dit schrijf heb ik niet zo’n fijne dag achter de rug. Ik was moe, had het koud. Ik baalde ervan dat we niet zomaar ergens op bezoek konden. Dat we niet een leuk spontaan uitje konden doen. Dat we niet de energie en creativiteit hadden om er zelf dan maar het beste van te maken. Zo ging de eerste helft van de dag. Tot ik mezelf naar buiten stuurde met de kinderen en naar de Lunterse Berg reed. Waar het hard waaide en ik daar met ze verkleumde op de uitkijktoren. Vervolgens gingen we ‘eindelijk’ naar de speeltuin ‘met de neppe kabelbaan’, aldus mijn 4-jarige dochter. Ja, mijn leukerd heeft de kabelbaan verkozen tot favoriete speeltoestel en ik geef haar groot gelijk. ‘Mama, ga jij dan eerst?’ En ik lach van oor tot oor. Terwijl ik op de kabelbaan klim en spring op dat hang-ding schiet ik weg, en ik zie mijn twee kinderen steeds kleiner worden. Ik zweef. Ik hang aan ‘de neppe kabelbaan’ en even ben ik weer terug in de tijd. Spelend. Later gaan we naar een andere speeltuin met een glijbaantje. ‘Mama, kom jij dan ook van de glijbaan?’ vraagt mijn dochter. ‘Daar is mama toch veel te groot voor.’  zeg ik haar. Maar daar denkt zij anders over: ‘Nee hoor.’  Ik glimlach. Ze kreeg gelijk, het paste prima. Spelen in de speeltuin was vandaag het hoogtepunt van mijn dag.

Waar het begin of eindpunt van mijn woestijnreis is, ik weet het niet. Maar wat ik de laatste dagen meer besef is: ik hoef het ook niet te weten. Want er is blijkbaar een speeltuin midden in de woestijn, en dat is voor vandaag het mooiste wat er kon zijn.